Gilde Gemonde

Gilde in geschiedenisles

Laat de gildenbroeder spreken

Schuttersgilden in geschiedenisles op Brabantse basisscholen.

Schuttersgilden verdienen een plaats in de geschiedenisles op Brabantse basisscholen. De Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening bracht daarom vorig jaar in samenwerking met de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden een kant en klaar onderwijsleerpakket over de Brabantse schuttersgilden uit. Maar dat is niet het enige. Ook het Museum voor Religieuze Kunst Uden en de Katholieke Universiteit Brabant dragen hun steentje bij aan de groeiende belangstelling voor de Noord-Brabantse schuttersgilden.

Het onderwijsleerpakket “Doar hedde de guld” bestaat uit een lees/werkgedeelte, een videoband en een docentenhandleiding. Het pakket behandelt het schuttersgilde, de beschermheilige, de kermis, de koning en met vliegend vaandel en slaande trom. Het geheel ziet er verzorgd uit. Er is duidelijk gezocht naar zowel een goede aansluiting op de belevingswereld van jonge kinderen, als op de huidige lesmethoden in het geschiedsonderwijs. Het leesgedeelte is een helder verhaal dat aansluit op de rijke fantasie van kinderen. In het werkgedeelte wordt vooral gebruik gemaakt van oude afbeeldingen als bron. De videoband is een mooie aanvulling op het lespakket en kan ook als enig leermiddel gebruikt worden. Zo wordt de keuze voor uitgebreid of kort behandelen aan de docent overgelaten. Dat in een pakket voor het basisonderwijs niet de hele geschiedenis van het schuttersgilde beschreven kan worden, is geen onoverkomelijk probleem. Wel missen we inhoudelijk het ontstaan vanuit de broederschappen en perioden van bloei en verval. Jammer is dat er een zekere continuïteit gesuggereerd wordt, een rechte lijn van verleden naar heden. De vragen en opdrachten zijn voor de leerlingen desalniettemin interessant en relevant. De makers van “Doar hedde de guld” willen, zoals in de doelstelling beschreven, basisschoolleerlingen in aanraking brengen met de schuttersgilden en hun rijke traditie in de provincie Noord-Brabant. Men adviseert daarom ook een gildenbroeder of gildenzuster in de klas te laten spreken. Dat zal nodig zijn, want het pakket laat enkele belangrijke vragen onbeantwoord. Waarom bestaan schuttersgilden nog en wat doen ze nu? Summier worden slechts vriendschap, plezier en behoud van traditie genoemd. Al met al is “Doar hedde de guld” een goede methode voor het basisonderwijs, maar zeker ook voor de schuttersgilden zelf. Het werven van jonge leden zal door de inspirerende lessen wellicht vergemakkelijkt worden.

“Schuttersgilden en hun beschermheiligen” is de naam van de tentoonstelling die van 7 oktober tot 3 december in het Museum voor Religieuze Kunst Uden te zien was. De expositie, een weinig creatieve uitstalling van gildenbezit gecombineerd met heiligenbeelden, werd ondersteund door een slordig geredigeerde maar aansprekende catalogus. In het catalogusgedeelte worden gildenzilver, trommen, beelden en schilderijen beschreven, voorafgegaan door biografieën van de gildenheiligen. De meer gedegen artikelen van Peter Nissen, Gerard Rooijakkers en Johan Oomen leveren een interessante bijdrage aan het begrip van het ‘fenomeen’ schuttersgilde. De insteek is een wisselwerking tussen historie en actualiteit. Continuïteit en verandering zijn hierbij de kernwoorden. Laat ook de gildenbroeder aan het woord en je krijgt verrassende inzichten en confrontaties.

In het artikel “Rituelen en schuttersgilden” verhaalt Johan Oomen duidelijk in zijn hoedanigheid van gildenbroeder en bestuurslid van de kring Kempenland. In zijn artikel gaat hij in op de vraag in hoeverre de huidige tradities van schuttersgilden historisch zijn danwel uitgevonden. Schuttersgilden zoeken hun legitimatie vooral in hun, al dan niet vermeende, oeroude oorsprong en voelen zich in hun eer aangetast wanneer deze oorsprong of hun continuïteit door buitenstaanders op losse schroeven worden gezet. Maar waarom de legitimatie niet vooral gezocht in de hedendaagse sociale en culturele functie? Verder spreekt Oomen over het misbruik van de schuttersgilden bij de vorming van een valse voorstelling van de Noord-Brabantse identiteit. Dit is te ‘danken’ aan overheden en instellingen die de schuttersgilden gebruikten om er hun eigen beeld mee vorm te geven, zo stelt hij. Hij heeft gedeeltelijk gelijk. Het is waar dat het gilde gebruikt kan worden in het kader van een bepaalde beeldvorming die om welke reden dan ook -toeristisch, politiek, kerkelijk- ontworpen wordt. Maar het is niet zo dat de gilden hier passief hebben toegekeken. Schuttersgilden speelden wel degelijk een wezenlijke rol bij de constructie van een Noord-Brabantse regionale identiteit, het mythische imago van de provincie Noord-Brabant. Zij waren (en zijn) dragers van de ’typísche’ Brabantse kenmerken, de katholieke harmonische volksaard en de onvoorwaardelijke trouw aan de kerk. Er was (en is) sprake van een dynamische wisselwerking tussen kerk en gilde. Is dit erg? Nee, zolang, zoals Gerard Rooijakkers stelt, “de gilden zich niet klakkeloos voor een conservatief-propagandistisch, mythologiserend karretje van een cultuurpolitiek regionalisme of een ideologische kerkvisie laten spannen.”

Nissen gaat in zijn artikel in op de complexe vraag naar de historische identiteit van de schuttersgilden. Hij stelt dat de identiteit van de schuttersgilden niet zozeer gezocht moet worden in het regionale of nationale, maar in de functie die zij vervullen in de lokale gemeenschap en in familieverband. Zijn conclusie is dat ‘de’ identiteit van schuttersgilden niet bestaat. Ze is even veranderlijk en wisselend als de plaatselijke samenleving waarbinnen zij betekenis kreeg.

Op deze laatste conclusie borduurt de Katholiek Universiteit Brabant voort. Met provinciale subsidie, voortvloeiend uit de nota ‘Cultuurhistorie is een werkwoord’, is hier op 1 december 2000 een promotieonderzoek gestart. De titel luidt “Identiteit en gemeenschap in dorp en stad. De samenstelling en maatschappelijke betekenis van de schuttersgilden in Noord-Brabant in heden en verleden”. De uitvoerster van dit project is Jette Beij, onder begeleiding van haar promotor Arnoud-Jan Bijsterveld. Doel van dit prosopografisch onderzoek is inzicht verkrijgen in de samenstelling van de gilden, de achtergronden van de gildenbroeders en de betekenis van de gilden in de lokale samenleving van Staats- en Noord-Brabant. Vragen die daarbij centraal staan zijn: wie waren er lid van de gilden, waarom waren zij lid en bestond er dienaangaande een familietraditie? Vertegenwoordigen de gilden de plaatselijke gemeenschap of bepaalde groepen daaruit? Ten slotte: wat was de betekenis voor de lokale gemeenschap en welke functies vervulden de gilden? Aan het begin van dit onderzoek worden uit de lange lijst Noord-Brabantse schuttergilden tien gilden geselecteerd. Voor deze gilden worden de bovenstaande vragen beantwoord over een lange periode, namelijk van 1600 tot 2000. Op deze manier kunnen ontwikkelingen en veranderingen in het ledenbestand en de functie van de schuttersgilden door de eeuwen heen in kaart gebracht en verklaard worden. Tijdens het onderzoek wordt er samengewerkt met verscheidene instellingen en verenigingen, namelijk de Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden, de Stichting Brabants Heem, de Historische Vereniging Brabant, de Brabant-Collectie en het Noordbrabants Museum. Een nauw contact met de diverse schuttersgilden en heemkundeverenigingen spreekt voor zich. Het project loopt tot 1 december 2004 en wordt afgerond met een dissertatie die een belangrijke bijdrage zal leveren aan het begrip van het fenomeen schuttersgilde, waarbij de gildenbroeders centraal staan.

Bron: Jette Beij & Arnoud-Jan Bijsterveld
Noordbrabants Historisch Nieuwsblad, Jaargang 15, nummer 2, april 2001